Vintage Trouble in Spot – De Oosterpoort, 12-06-2019


Vintage Trouble wordt op handen gedragen

 

Er dreunt een stevige portie old-school rock ‘n roll uit de speakers in de grote halflege zaal. Het is DD Allen. Een Britse singer-songwriter die al erg fijne erg kritieken kreeg. De zanger speelt, met band, in eerste instantie een Neil-young achtige muziek uit de ‘Ragged Glory’ tijd; vlotte garagerock. Allens zang is wat iel, maar zeker halverwege erg harmonieus en poppy. Daarmee is dit een fijne combi van een wat Amerikaans (southern) klinkende band met een meer poppy, Beatles achtige zang. Het sluitstuk is het lome ‘Show Me a Little Mercy’. Dit type song; lang, zinderend, rustig opbouwend en verlangend naar de climax op het eind, daar houden we van. Ze doen het zoals Lucinda Williams dat kan. En dat is heerlijk; je krijgt wat je hoopt, het onderste uit de kan, zonder fratsen.

De band bestaat negen jaar, heeft drie albums gemaakt en komt uit California: Vintage Trouble. De artiesten gaan gelijk op hun doel af: “Yeah yeah, put your hands up”. Ze komen voor een feestje. Zanger Ty Taylor laat alvast zien hoe dat niet moet door een stoïcijns voor zich uitkijkende dooie pier na te doen. Er zal gedanst moeten worden. En dat gebeurt. Het gros van de toeschouwers is bij het derde nummer van de stoelen naar de staanplaatsen vertrokken en heeft die veranderd in dansplaatsen. Taylor krijgt wat hij wil, het publiek is hongerig. Het is een volle sound die ons gedurende de avond vele hoeken van het muzikale popspectrum laat horen. Het klinkt zo verrekte vertrouwd, maar het zijn toch echt eigen nummers. De aftrap is erg swingende rock and soul. Een heerlijke groove en riff. Het gitaargeluid is rouw en het knettert. Groezelige rock dus, maar vooral ook soul, gospel en blues. Met de belangrijkste gemene deler: een volle vette sound en een weergaloze energie van de frontman.

Taylor is een atleet en predikant ineen. Hij danst, praat over hoop en eert zijn idolen. Elton John’s ‘Rocket Man’ wordt fraai vertolkt, zijn muzikale voorkeur uit de Juke Joints deelt hij, een recent overledene (Frits) krijgt aandacht van zowel muziek als het publiek die hij kennelijk meer dan verdiend heeft. Liefde voor Frits en voor iedereen die bereid is te dansen. Het is waar als hij vertelt dat het mooi is sorry te kunnen zeggen als je je geliefde hebt gedumpt en terug wilt. Het is ook waar als hij zingt; ‘Everyone is Everyone’ want onder onze huid zijn we allemaal hetzelfde en het is de moeite waard om dieper in je soul geraakt te worden. Het is veel wat deze man predikt. Dosering is er niet echt bij.

Visueel is er ook veel. Ty is erg dynamisch, maar de band is dat zeker ook. De stijl van bassist Rick Barrio Dill associëren we met Bowie, en die van de gitarist Nalle Colt met Mike Campbell (gitarist: Tom Petty en recentelijk Fleetwood Mac). Colt draagt hetzelfde nonchalante sjaaltje als das, een lang colbert en een hoed. Zijn gitaarspel lijkt er ook nog op! Hij speelt een hele mooi slide in ‘Run Like the River’ die regelrecht de rock and roll roots van ZZ-top en AC/DC in duikt. Het absolute hoogtepunt van de avond ontstaat doordat Ty Taylor het publiek doorloopt, een plekje op een podiumpje in de zaal zoekt, daar iedereen bij zich roept, “Run baby run” zingt en dan zo het publiek in springt. De man wordt letterlijk op handen gedragen en weer richting podium gerold. Halverwege hangt hij ondersteboven boven op het publiek, schitterend. En als je denkt dat ze vervolgens een bluesy song in zetten blijkt het – verrassing – een deel twee van hetzelfde nummer te zijn!

De nummers daarna laten nog een Saturday Night Fever achtig dansliedje horen, een jaren 50/60 Juke Joint song met wederom een “rise up”, en de religieuze rock and roll stamper ‘Blues Hand me Down’. Rete-strak allemaal. De band is als een geoliede machine en is perfect op elkaar ingespeeld. Daarmee mist het voor ons een beetje het creëren, het zoeken naar wat je andere muzikale vriend precies doet, van plan is, en zo samen een liedje smeden. Want deze energie is juist zo leuk om naar te kijken. Dat er iets bloeit en groeit. Hier staat alles al als een huis, en ze doen wat ze beloven: feest, dans en Juke Joints. Niks mis mee, het zijn vaklui. En het gros van het publiek gaat blij naar huis, en dat telt. De bieromzet zal erg laag zijn deze avond, maar het is een verademing zoveel mensen van diverse komaf, leeftijd en achtergrond zo massaal te zien dansen, Nice job, no trouble.

© Marten Siegers | All Rights Reserved

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *