Protomartyr in de Melkweg, 23-04-2018

Laat je meevoeren langs alle ‘grote vragen’ van Protomartyr

 

We kunnen het niet vaak genoeg benadrukken dus we zeggen het gewoon nog een keer: de maandagavond is DE perfecte avond voor een punkconcert. Deze keer gaan we richting Melkweg waar de heren van Protomartyr op 23 april zijn neergestreken. De Amerikaanse post-punk band heeft eind vorig jaar album nummer vier uitgebracht waarna de lovende woorden bijna niet aan te slepen waren. Hoge verwachtingen dus!

Eerst mogen we ons lekker laten meevoeren door de melodieuze, slepende nummers van HOWRAH. De Nederlandse muzikanten lijken alle vier een totaal ander nummer te spelen, wat op een fascinerende manier dan toch samenkomt in één geheel. En ondanks de snelle ritmes van drummer Ineke Duivenvoorde en de vlotte gitaar- en bastonen van de heren voelt HOWRAH relaxed. Misschien is het de trage, vrij lage zang van Cees van Appeldoorn die zorgt voor een mysterieus sfeertje in de Melkweg. De vaak wat lange, instrumentale intro’s trekken je in ieder geval de muziek in en dwingen om te luisteren en dat doen we met plezier. HOWRAH zet je niet zo snel aan op een familiefeestje, maar wat ons betreft is het heerlijke luistermuziek. Glas whisky in de hand, gordijnen dicht en genieten… wij zien het wel zitten.

Als de lichten rond half negen uitgeschakeld worden en er sprookjesachtige melodie door de zaal klinkt, kunnen we nog net zien dat de Melkweg aardig volgelopen is. Het is niet uitverkocht vanavond, maar de Oude Zaal staat toch lekker vol. Op het moment dat het melodietje ons bijna tot mediteren brengt, gaat de boel over in een flinke ruis alsof er een storm begint te razen. Zodra de spots aanschieten, staan er vier casual geklede mannen op het podium die zonder omhaal ‘My Children’ inzetten. De toon is gezet als Joe Casey zijn teksten op ons afvuurt terwijl hij zijn blikje Jupiler stevig vasthoudt. Wat op album nog enigszins melodieus en verstaanbaar is, kun je vanavond niet echt als zingen bestempelen. Het is meer het scanderen van woorden die op de muziek dreigend de zaal in rollen. Het is dat Alex Leonard kort en snel met z’n drumsticks aftelt, anders zou de overgang naar ‘I Stare at Floors’ echt volledig naadloos zijn. Wat de band vervolgens ook precies zo doet met ‘Don’t Go To Anacita’ want nog voordat het applaus goed en wel op gang is gekomen, zijn de eerste noten alweer ingezet.

Op deze manier vliegen we behoorlijk rap door de avond heen met ‘Corpses in Regalia’, het gloednieuwe ‘Wheel’ en ‘Windsor Hum’. Joe Casey heeft woede in zich, frustratie en ergernis en dat is duidelijk te horen in de Melkweg vanavond. Het slepende, telkens herhalende “everything’s fine” uit ‘Windsor Hum’ klinkt verslagen en de houding die de zanger aanneemt, met nog steeds dat blikje Jupiler (of is het al een nieuwe?) in zijn hand, doet ons denken aan Mark Kozelek (Sun Kil Moon). Voor ons is Casey in ieder geval een schoolvoorbeeld van de getergde ziel. Dit leidt tot een fascinerende en intense avond vol met gevoelens die zich aan de wat duistere kant van het spectrum bevinden. En hoewel de bandleden hun mannetje staan met strakke drums, ijzersterke en intelligente rifs eisen de hangende schouders en de gepijnigde gezichtsuitdrukkingen van de wat sullige zanger de meeste aandacht op.

Met ‘Male Plague’, ‘What the Wall Said’ en ‘The Devil in His Youth’ verloopt de avond geheel in lijn der verwachting: duister, dreigend, hard en opzwepend, soms allemaal tegelijkertijd. Heel af en toe wauwelt Casey tussen de nummers door wat in de microfoon – het is bijvoorbeeld een speciale dag, want gitarist Greg Ahee is jarig en daarom mag hij een solo spelen. Dit wordt een van de kortste gitaarsolo’s die we ooit gehoord hebben, maar we zijn al lang blij dat het hier bij blijft en het publiek niet spontaan ‘Happy Birthday’ inzet. Casey’s stem sleept steeds meer in de babbeltjes – wellicht het bier – en hij klinkt redelijk ongeïnteresseerd. Toch is duidelijk dat er humor in deze man zit. Nadat hij Amsterdam complimenteert als “great place”, volgt namelijk niet het standaard riedeltje, maar het droge “wish we had as many bikes in Detroit but we have not. We have cars.” Het gitaarpingeltje dat vervolgens wordt ingezet, klinkt bijna als een lieflijk slaapliedje. Schijn bedriegt, ook ‘A Private Understanding’ zit vol verdriet en duisternis waarbij Casey’s teksten geïnspireerd zijn door het boek ‘The Anatomy of Melancholy’ (Robert Burton, 1621). Moeten we de woorden getergde ziel nog eens in de mond nemen…?

Het moge duidelijk zijn – Protomartyr is niet zo’n band waarbij je lekker uitgelaten in de rondte beukt, maar een band waar je naar luistert, waar je je door laat meevoeren. Meevoeren langs alle ‘grote vragen’ die Casey zichzelf, en ons, stelt over het leven, de mens, de wereld en noem maar op. Na een toegift in de vorm van ‘Why Does It Shake?’ en ‘Scum, Rise!’ zijn we dan toch redelijk uitgeput. En dan dus niet zozeer lichamelijk, maar geestelijk hakt Protomartyr er wel lekker in. Fascinerende band met intelligente, heftig aankomende nummers – zowel qua tekst, maar ook qua geluid. Zeker een aanrader om live te ervaren wat ons betreft.

© Céline Claassens | All Rights Reserved

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *